Frankische driehoek Belveren (Haaren)
Vóór het ontstaan van het dorp Haaren bevonden de eerste nederzettingen in deze omgeving zich in Belveren (’t Eind) en Het Kerkeind.[1] Het element ‘haar’ in de plaatsnaam verwijst naar een hoge zandrug, hoger dan de omgeving.
Veel literatuur noemt het jaar 1147 als eerste schriftelijke vermelding van Haaren, maar dit is niet helemaal correct.[2] Haaren wordt namelijk genoemd in een oorkonde uit dat jaar, maar die kennen we in een latere versie die valse passages bevat.[3] In deze oorkonde neemt paus Eugenius III het Luikse Sint-Janskapittel onder zijn bescherming en bekrachtigt alle schenkingen die dit kapittel ontving. Van deze oorkonde is later een afschrift gemaakt waarin zaken zijn toegevoegd. Een aantal van de schenkingen die worden genoemd, is onverdacht, maar uitgerekend de passage met ‘ecclesia de Hares’, de kerk van Haaren, is een latere toevoeging.
Ook de daarop volgende schriftelijke vermelding van Haaren uit 1186 is niet zonder verdenking.[4] Hierin bekrachtigt paus Urbanus II het kapittel en neemt daarbij vrijwel woordelijk de oudere oorkonde uit 1147 over, inclusief de valse passages. Pas een kleine halve eeuw later, in 1228, is er een oorkonde van deken, aartsdiaken en kapittel van de dom te Keulen waarmee niets aan de hand is. Hierin maken het Sint-Janskapittel te Luik en Willem van Gestel ruzie over de kapittelgoederen ‘de Guestele et de Hare’.[5] Het kapittel had toen dus wel degelijk oud bezit in Haaren. Om dat te kunnen bewijzen heeft men de schriftelijke bewijsstukken aangepast of ‘vervalst’.
Van Het Kerkeind is de oorspronkelijke verkavelingstructuur ongewijzigd gebleven, terwijl van Belveren de oude brink of zogenaamde Frankische driehoek herkenbaar is in zowel de verkavelings- als verkeersstructuur.
De zogenaamde Frankische driehoek
Een zogenaamde Frankische driehoek is een nederzettingsvorm in de vorm van een driehoek. De locatie is bepaald door de aanwezigheid van een kruispunt van paden, in de nabijheid van heidegebieden en in combinatie met een poel, gevoed door een waterbron of waterloop. (Foto A)
De benaming ‘Frankische driehoek’ is historisch gezien niet juist. De naam suggereert een ontstaan in de vroege Middeleeuwen, de periode van de Franken. Deze driehoekige pleinen zijn echter pas zes eeuwen later ontstaan.[6] Volgens Karel Leenders ontstonden de Frankische driehoeken vanuit de vaak afgeronde vorm van de akkergebieden. De daartussen gelegen restruimten waren vaak min of meer driehoekig en heel geschikt om de van de akker geschoven boerderijen op te vangen. Daardoor leidde de middeleeuwse transitie niet alleen tot linten van boerderijen langs de akkers, maar ook tot de vorming van min of meer driehoekige pleintjes met boerderijen die pas in de twintigste eeuw de naam Frankische driehoek kregen.
Een andere manier waarop dergelijke driehoekige pleintjes ontstonden, was wanneer een zogenaamde wegenwaaier werd opgenomen in het cultuurland. Over de heide liepen verbindingsroutes tussen de dorpen die vaak niet één vast tracé volgden. Naargelang een zandweg te rul of te modderig was, konden de reizigers een alternatief tracé volgen. Tussen de akkers lagen de wegen veel meer vast, want het verkeer kon natuurlijk niet over de akker zelf. Hierdoor ontstonden aan de rand van het cultuurland wegenwaaiers waar een aantal wegen en paden in één punt bij elkaar kwamen om vervolgens over één tracé tussen de akkers door te lopen. Wanneer het akkerareaal werd uitgebreid, kon zo’n wegenwaaier daarin worden opgenomen als een driesprong met in de punt een driehoekig pleintje.
De driehoekige pleinen liggen in het Groene Woud vooral op de lijn Tilburg-Oirschot-Best, een gebied waar veel waterlopen ontsprongen die in noordelijke richting afwateren. Op deze driehoekige ruimtes, die omkranst werden met boerderijen, kon het vee worden samengedreven.[7] Een voorbeeld van een dergelijke vorm is de kom van Belveren op het Eind in Haaren, die lang een driehoekig plein was met de hoeven eromheen.[8]
[1] Zie http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/images/Haaren/i230046.pdf, 80-81. Volgens R. Wols, www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/haaren-in-vogelvlucht, zijn er aanwijzingen dat de H. Martinus al rond 1100 in Belveren werd vereerd en mogelijk toen al een eigen bedehuis had gekregen.
[2] Zo ook bij http://bhic.nl/index.php?id=4069 en www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=235&miaet=1&micode=5008&minr=967502&miview=inv2. En ook nog in een recent archeologisch rapport (Hessing, Klerks, Quak en Simons, Archeologische verwachtingskaart, 43: de oudste vermelding van Haaren dateert uit de twaalfde eeuw en heeft betrekking heeft op het huidige kasteel Nemerlaer).
[3] Camps, Oorkondenboek I, 78-81, nr. 49.
[4] Camps, Oorkondenboek I, 135-136, nr. 78.
[5] Camps, Oorkondenboek I, 219-220, nr. 147.
[6] Leenders, ‘Vier generaties dorpen in het Brabantse zand’, 14. Zie ook Maas, ‘Nederzettingsgeschiedenis’, 47-48.
[7] Broers e.a., Catalogus omgaan met water in Het Groene Woud, zie www.esschestroom.nl/images/Catalogustotaal.pdf, 37.
A - Frankische driehoek bij de Hasseltse kapel te Tilburg. Bron: Kaart van Diederik Zijnen uit 1760.